In het kader van de strijd tegen het COVID 19-virus wordt in de regio Zuid-West-Vlaanderen een unieke samenwerking opgezet met een drieledig doel: (1) alle gemeenten dagelijks te voorzien van de meest recente cijfers van besmettingen, (2) een gebundelde aanpak van snelle contactopsporing per gemeente en (3) het begeleiden van besmette personen door gezondheids- en welzijnwerkers. Vanuit de regio wordt voorgesteld om gecoördineerd te werken met het Vlaamse niveau door gebruik te maken van het interfederale platform en door een constante uitwisseling en update van gegevens. Vrijdag zouden Vlaanderen en het interfederale comité dan het licht op groen zetten voor de samenwerking. De regionale coördinatie van het project gebeurt door de welzijnsintercommunale W13, ondersteunt door de medewerkers van de eerstelijnszones en de huisartsenkring. Zoals elders is er ook in Zuid-West-Vlaanderen, een regio met meer dan 300.000 inwoners, nood aan dagelijks correcte cijfers over het aantal besmettingen in de gemeente. Nu komen die cijfers te laat en zijn ze blijkbaar onvolledig. Ook de contactopsporing gebeurt te traag: besmette personen worden soms een week na de positieve test gebeld of soms zelfs helemaal niet. Daardoor is het bijzonder moeilijk om lokale besmettingshaarden te detecteren en in te perken. Ten slotte is er nood aan wijkgerichte en persoonlijke ondersteuning van besmette personen naast de medische opvolging.
Wie zijn de betrokkenen?
De voorbije dagen was er overleg en afstemming tussen alle betrokken partners. Dat zijn:
- de gemeenten Kortrijk, Kuurne, Harelbeke, Menen, Wevelgem, Wervik, Anzegem, Avelgem, Zwevegem, Spiere-Helkijn, Deerlijk, Lendelede, Wielsbeke en Waregem;
- de Huisartsenkring van Zuid-West-Vlaanderen;
- de Eerstelijnszones (ELZ) met alle zorgactoren van Kortrijk, Menen en Waregem;
- de ziekenhuizen AZ Groeninge en AZ Delta;
- de welzijnsintercommunale W13.
Naar aanleiding van de coronacrisis is er tussen deze partners een goede samenwerking ontstaan en daar wordt nu verder op gebouwd.
Hoe werkt het?
In de regio zijn er 8 grote labo’s actief (5 onafhankelijke ondernemingen en 3ziekenhuislabo’s). Bedoeling is dat de labo’s vanaf nu binnen het uur hun gegevens bezorgen aan Sciensano en de lokale besturen zouden een directe toegang krijgen tot deze gegevens. Op die manier kunnen de cijfers veel accurater opgevolgd worden en kunnen lokale besturen ingrijpen indien nodig. Tegelijkertijd zou de regio worden ingeschakeld als regionaal callcenter. De ziekenhuizen stellen hiervoor gepensioneerde artsen ter beschikking die in het Vlaamse platform werken. Vanuit de regio zou worden gefocust op het contacteren van besmette patiënten en het in kaart brengen van lokale clusters. Met de terreinkennis die de lokale besturen hebben kan daarna snel ingegrepen worden en kunnen, in samenwerking met de eerstelijnszones, welzijns-en gezondheidswerkers de besmette patiënten ondersteunen. De verkregen informatie wordt opnieuw ter beschikking gesteld van de Vlaamse Overheid. Op die manier zouden we kunnen inzetten op de sterktes van beiden : het lokale maatwerk en de terreinkennis gekoppeld aan een performant systeem van de hogere overheden. Door op hetzelfde platform te werken zouden we op die manier ook vermijden dat er dubbel werk gebeurt, maar zouden we elkaar kunnen versterken. Vandaag dinsdag werd de methode een eerste keer besproken op het Interfederaal Comité Testing & Tracing Covid 19 en naar verluidt positief onthaald. Vrijdag komt het comité opnieuw bijeen en we hopen dat het licht op groen wordt gezet om te kunnen starten: dan krijgen lokale tracers de toelating om gebruik te maken van het bovenlokale platform en data en kunnen ze zelf ook gegevens inbrengen. Dat is alvast het voorkeurscenario van de regio. Met het regionale initiatief willen we immers de Vlaamse overheid bijstaan en ontzorgen. In het andere geval werkt de regio rechtstreeks met de gegevens van de labo’s via de huisartsenkringen en wordt door de artsen aan de patiënten gevraagd of ze lokaal mogen opgevolgd worden inzake zowel tracing als maatschappelijke zorg. Daardoor zijn minstens de cijfers sneller in de gemeenten, kunnen lokale haarden sneller vastgesteld en ingeperkt worden en kunnen mensen met een besmetting naast de medische zorg ook de nodige welzijnszorg krijgen. Belangrijk is ook dat de inwoners van de regio hun contacten strikt bijhouden, op die manier kunnen we snel handelen.